Naam: Aldo Millisar
Leeftijd: 16
Theme Song: Litesound - We Are HeroesElement: Elektriciteit
Technieken:-Static:I: Een kleine dosis elektriciteit wordt verzameld in de handpalm. Door de tegenstander aan te raken, wordt deze voor een korte tijd verlamd. Als deze techniek meerdere keren achter elkaar gebruikt wordt, zal de tijd van verlamming afnemen.
Karakter: Terwijl Aldo meestal overkomt als een rustige jongen die niet erg spraakzaam is, hoort dat allemaal bij zijn imago. Door niet op te vallen, weet hij gemakkelijk mensen te beroven zonder er voor op aangekeken te worden. Aldo is niet bang om te vechten, en is dan ook erg verzekerd in zijn vaardigheden, maar heeft uit ervaring geleerd wanneer hij een gevecht uit de weg moet gaan. Het mes dat hij bij zich draagt zal hij enkel gebruiken als hij niet anders kan. Aldo gedraagt zich vaak terughoudend tegenover vreemdelingen, en hij liegt liever over zijn afkomst dan dat iemand hem er om veroordeeld. Terwijl hij het nog steeds haat om alleen te zijn, voelt hij zich aan de andere kant erg ongemakkelijk als hij samen met iemand is, waardoor hij constant in een tweestrijd zit.
Geschiedenis: De verschoppeling. Dat arme joch zonder ouders. Dat kleine rot kind. Dat zijn maar een paar van de namen die mensen gebruikten als ze het over Aldo hadden. Net zoals vele andere kinderen, is Aldo een van de slachtoffer van de oorlog die in Tarua woedt. Hij was pas een paar weken oud geweest toen het gebeurde. Zijn beide ouders zaten bij een kleinere Gilde, genaamd Sunshine Sound. Het had altijd geleken alsof de gilde zich buiten de oorlog zou kunnen houden. Ze hielden zich niet bezig met andere Gildes, en hielden zich gedeisd, om geen overbodige aandacht te trekken. Blijkbaar was het niet genoeg geweest. De troepen van een van de machtigste Gildes in die tijd, Swordsman League, stormde de Gilde binnen, waar de slachtpartij begon. Niemand was gespaard, behalve de kleine baby, die in een van de zij kamers had liggen slapen. Aldo was de enige overlevende. Eenmaal wakker geworden, werd hij eindelijk gevonden door een aantal dorpsbewoners, die zijn jammerende gehuil hadden gehoord. Onwetend wie zijn ouders waren, of dat het kind misschien nog andere familie leden had, zat er voor de dorpsbewoners niets anders op dan het kind onder te brengen bij een weeshuis in een nabijgelegen stad. De onbekende baby kreeg de naam Aldo.
Toen Aldo eenmaal oud genoeg was om rond te kunnen lopen, bleek dat hij niets meer was dan een kleine duivel. Hij weigerde te luisteren naar wat hem werd verteld, en deed enkel iets wanneer het hem uit kwam. Hij haatte het weeshuis, en de mensen die er in woonden, hoe heilig deze zich ook voordeden. Maar wat hij nog het meest haatte, was dat hij altijd alleen was. Als hij uit het raam van zijn slaapkamer keek, en zag hoe kinderen van zijn leeftijd uitbundig lachend en giebelend samen met hun ouders naar de wekelijkse markt toe zag gaan, kon hij niets anders doen dan jaloers zijn. Waarom hadden die kinderen wel ouders, en had hij er geen? Het was gewoon niet eerlijk. Zijn jaloezie werd erger, en resulteerde in blauwe plekken en bloedneuzen door de gevechten die hij had met ouders hebbende kinderen wanneer hij naar buiten mocht. De kinderjuffen waren ten einde raad, en wisten geen andere oplossing dan Aldo op zijn kamer op te sluiten als hij weer eens over de schreef ging. Aldo haatte het. Hij haatte het weeshuis, hij haatte te kinderen die er in woonden, hij haatte zichzelf. Maar wat hij nog wel het meeste haatte, was dat hij altijd alleen was. Er was niemand om hem te prijzen als hij iets goed deed. Er was niemand die van hem hield. En het knaagde aan hem als een rat.
Vanaf zijn tiende werd Aldo rustiger. Hij luisterde beter naar wat er tegen hem gezegd werd, en deed oprecht zijn best om niet in de fout te gaan, in de hoop dat er eindelijk iemand zou zijn die hem aardig zou vinden. Mensen begonnen hem te zien als een volwaardig persoon, maar dat was lang niet wat hij wilde bereiken. Hij was nog steeds op zichzelf aangewezen. In de tussentijd was het aantal blauwe plekken en bloedneuzen dat hij opliep ook flink afgenomen. Niet omdat hij minder vocht, maar omdat hij beter werd. Sterker. Sneller. Gevaarlijker. Kinderen uit het dorp bleven uit zijn buurt, terwijl de kinderen uit het weeshuis hem zagen als een held, omdat hij de verwende kinderen met ouders leerde hoe het was om pijn te voelen, zelfs al was het maar een klein beetje. Voor het eerst voelde Aldo zich geliefd, zelfs al was het om de verkeerde reden. Hij besefte echter al snel dat de kinderen van het weeshuis hem niet
echt aardig vonden. Ze vonden het enkel aardig dat hij anderen sloeg. Iets waarvan hij inmiddels aan het nut begon te twijfelen. Hij was sterker. Maar wat had hij daar aan als hij niemand had om voor te vechten? Hij vocht uit haat, iets wat hij ook haatte. En om voor iets te vechten dat niet van hem hield, was tegen zijn principes.
Toen Aldo veertien werd, besloot hij dat het tijd werd dat hij uit het weeshuis vertrok. Er was niets meer dat hem er nog aan bond, er was niets dat hem er ooit nog zou doen terugkeren. Voor een korte tijd voegde hij zich bij een Gilde, waar hij achter zijn element kwam. Elektriciteit. Het was alles behalve wat hij had verwacht. Hij, als straatvechter, zou nooit iets kunnen met een element als Elektriciteit. Hij had veel liever iets als Aarde gehad. Iets dat hem sterker zou maken. Hij bleef echter bij de Gilde, op aandringen van een van de leden, die hetzelfde element had als hij, met de belofte dat ze hem een techniek zou leren die goed paste bij zijn manier van vechten. Aldo vertrouwde haar intenties niet, aangezien ze waarschijnlijk enkel wilde dat de Gilde geen leden verloor, maar hij bleef, en met succes. Niet alleen leerde hij zijn eerste techniek, Static, maar ook leerde hij hoe het was om iemand te hebben die om je gaf. Hij verliet de Gilde daarna echter weer, aangezien het dagelijkse ritme hem begon te vervelen, en hij de belangen van de Gilde niet steunde. Sindsdien leeft hij weer op zichzelf, en reist hij door Tarua, opzoek naar een uitdaging die hem van zijn verveling af kan helpen.